Het kompas en je koers…

kompas

Sturen op een schip lijkt makkelijk. Je krijgt een koers door (of verzint die zelf), je kijkt op het kompas en zorgt ervoor dat het juiste getal precies bij de zeilstreep komt te staan. En dan is het ‘immer gerade aus’. Geen stoplichten die op rood springen, stoeprandjes die je moet ontwijken of borden die aangeven hoe hard je (niet) mag.

Maar zo makkelijk is het natuurlijk niet. De wind komt regelmatig uit de richting waar je naartoe wilt. Of hij is te zacht of juist te hard. De golven zetten je een stuk opzij of de stroom is net de verkeerde kant op. Voor je het weet ben je voortdurend aan het bijsturen. Een half uur aan het roer is soms hard werken.

Afgezien van al deze variabelen, die van minuut tot minuut kunnen verschillen, is er nog een factor die ervoor kan zorgen dat je niet de richting opgaat die je wilt: de magnetische variatie. Iedereen leert wel op school dat een kompasnaald altijd naar het noorden wijst, maar dat is helemaal niet zo. Er zijn talloze plekken op aarde waar magnetische velden ervoor zorgen dat het kompas niet de juiste richting aangeeft.

Wanneer het verschil 1 of 2 graden is, zoals op de Oostzee, is de ramp doorgaans niet heel groot. Maar toen we een paar jaar geleden van Kaap Verdië vertrokken, hadden we een variatie van 11 graden. Halverwege de Zuid-Atlantische Oceaan liep het op tot 23. En dus waren we voortdurend aan het rekenen, want de variatie staat wel aangegeven in de zeekaart, maar wordt ieder jaar meer, of minder. En is bovendien vaak erg lokaal.

Als de roerganger keurig koers 205 stuurt, kom je dus heel ergens anders uit dan wanneer je een koers van 205 graden in de kaart intekent. Dan blijkt die 205 op het kompas ineens 182 graden op de kaart te zijn. En daarmee beland je rustig aan de verkeerde kant van het Antarctisch Schiereiland. Of erger.

Het zuiderkruis

Deel dit bericht